|
||
Motorbouw in
Noordwijkerhout. .. .
De Yænx is mijn
eigenbouw racer, waarmee ik in lengte van dagen de nationale en
internationale circuits gedenk onveilig te maken. Het is de eerste en
waarschijnlijk ook de laatste in Noordwijkerhout (The Netherlands)
onafhankelijk geproduceerde motorfiets. |
||
Hoe is ’t zover gekomen?
Al op de ULO
ontstonden ontelbare technische krabbels, waarbij motoren de bovenhand
voerden. Ooit….ja ooit zou ik zelf een motor bouwen. In 1998
informeerde het secretariaat van de Ducatieclubrace (na 2 keer met de
SRX-6 in de Demo) of het niet tijd werd voor deelname in een race. In
dat jaar zag ik Abraham en nam mijn zakgeld (na verzelfstandiging van de
dochters Anita en Ola) eindelijk positieve vormen aan. Het behalen van
de B-licentie was een fluitje van een cent en de SRX heeft zich daarna
twee jaar lang in de Ducrace en de zomeravondcompetitie(ZAC)kranig
geweerd. Het zinloze hardrijden
Racen, te weten
het voortdurend en volledig overbodige ijlen naar een streep waar je
zojuist vandaan komt, is per definitie het ultieme zinloze hardrijden.
Voor mijn verrichtingen is racen een groot woord, mag eigenlijk de naam
niet hebben. Ik rij graag hard en dat doe ik naar beste vermogens. Een
winnaar zal ik niet meer worden, ben al blij met een plaats in de
middenmoot. Het mooie van circuitrijden is natuurlijk dat er geen idiote
tegenliggers zijn, rechtshouden niet hoeft, afstand houden verkeerd is,
geluid het meest begeerde taboe is en de licentie pas in gevaar komt als
je te langzaam rijdt. Zelfbouw. . . .
. Toen ik (voor
de op dat moment nog enige racende SRX in Nederland) onverhoeds de hand
wist te leggen op een spiksplinternieuw Yamaha TTR600 motorblok, werd de
constructeur weer in mij wakker. Gezegend met twee rechter handen
(hetgeen familie en kennissen graag misbruiken) kom ik steeds tijd te
kort voor m’n hobby’s. Voor dit “levenswerk” heb ik echter een
drietal jaren alles aan de kant gezet. Ruim twee jaar ging zitten in
tekenen, rekenen, lezen, twijfelen, weer wijzigen en enzovoorts. Het
motorblokkie (in originele Yamaha doos) arriveerde met kerst 1999 en
kreeg een plaats in de hoek van de slaapkamer. Vervolgens verstopten
zich in linnenkasten en andere donkere hoeken, voorvork, wielen, remmen,
ketting, tandwielen, uitlaat, clip-ons etc. Medio 2001 voelde ik me
gereed om serieus aan framebouw te denken.
Zelfbouw komt
in veel varianten voor. Sommigen zelfbouwers vijlen uit een massieve
klomp aluminium een prachtige zuiger, anderen flappentappen alleen maar.
Mijn gereedschapkist is behoorlijk gevuld, maar een draai- en freesbank
ontbreekt en evenmin bezit ik een lasapparaat om maar te zwijgen van
tools om hoogwaardige buis te buigen. Vakspecialistische klussen, zoals
wiel-, frame- en tankbouw, moest ik daarom uitbesteden.
Voor de wielen
ben ik bij Haan-Wheels in Schijndel goed geholpen. De naven zijn
centraal ingespaakt, zodat de spaken gelijkelijk belast worden.
Consequentie was wel dat voor montage van de remmen en het tandwiel
spacers nodig waren. Na brede oriëntatie
op framebouwers (in binnen- en buitenland) ben ik uiteindelijk met de in
Heerhugowaard wereldberoemde framebouwer Nico Bakker in zee gegaan. Is
de Yænx nu een echte “Nico Bakker”? Ja en nee. Ja; omdat het frame
en de tanks in zijn smidse ontstonden, nee; omdat het mijn ontwerp is. Bij Nico kun je
binnenlopen met een eenvoudige houtskoolschets en 6 weken later gaan
kijken wat het resultaat is. Toen ik, pietje precies als ik ben, de
Maestro lastig viel met allerlei futiele details, b.v. ligging van het
zwaartepunt, positie van de achtervorklagering en hoek van de
schokbrekers, heeft hij me resoluut naar de tekentafel terug verwezen.
Alle vitale constructiematen moesten in x, y en z-as staan. Voor die
meet- en rekenklus, heb ik m’n kennis van goniometrie gedegen
opgefrist. Ronald Isarin, een SRX-rijder die al jaren bezig is met zijn
exotische 1-cilinder zelfbouwproject, heeft de laatste tekeningen (vele
ontwerpen werden verworpen) in AutoCad overgebracht. Toen het frame in
3D draaiend op het scherm verscheen is de knoop doorgehakt.
Gewapend met
een ordner vol millimetertekeningen, maattabellen, het autocad-file,
alsmede een dummyblok en diverse onderdelen, ben ik in oktober 2001 weer
naar Heerhugowaard getogen. Nevenbij heeft Nico zich nog door 152
alinea’s toelichting gewerkt. Daarin trof hij een groot aantal exacte
beschrijvingen aan, maar ook een paar algemene opmerkingen die me nu
nogal dwaas voorkomen:
Ergens heb ik
nog de opmerking gemaakt “het is de motor die Yamaha vergat te
bouwen”. . .ahum. In de maanden
november en december van 2001 reed ik elke week naar Heerhugowaard,
besprak met Nico en Kees de vorderingen en de volgende stappen. Met
kerst 2001 stond de in naakt staal en ruw aluminium opgetrokken creatie
in de woonkamer. Daarna volgden een aantal maanden van noeste arbeid in
het schuurtje, om net voor de Ducraces 2002 de buurt te verblijden met
de eerste ongedempte klapjes. Shakedown, inrijden en racen.. De eerste
training op Assen was spannend, namelijk de allereerste keer dat ik kon
rijden en tevens de voorzichtige shakedown. Behalve een lichte
olielekkage en een slecht werkende achterrem, geen grote problemen
ervaren. In de tweede training is het blok “ingereden” en in de race
op zondag gelukkig niet als laatste geëindigd. Volgens mij een
succesvol raceweekend. Er zijn formule-1 teams die de eerste race niet
eens uit de pitbox komen. Vier Ducraces en een aantal Duitslandtrips
later, kan ik stellen dat de Yænx inmiddels goed op z’n wielen staat.
Hij stuurt en remt geweldig, ik verleg telkens weer verbaasd mijn
grenzen en ga nu de volgende fase in, namelijk extra PK’s uit het nog
maagdelijke blok toveren. Filosofie achter het ontwerp
De algemene
uitgangspunten van het project:
Bij punt 1 kan
ik melden dat m’n spaarpotjes leeg zijn en het alleen al daarom
onwaarschijnlijk is dat ik dit kunstje nog een keer kan of mag flikken.
Pas als iemand de Yænx voor een redelijke prijs koopt komt project Yænx-II
in zicht. Voor een dwaze steenrijke motorvriend, die bereid is de helft
van het geschatte totaalbedrag voor te schieten, begin ik ook opnieuw.
Ik heb zulke vrienden niet, dus blijft het bij de one-and-only Yænx-I. Compromisloos
betekent vooral dat het MIJN motor moest worden. Als motor-ouderling
spreken mij de hypermoderne zoemende multicilinders niet erg aan. De
producten van Buel, Ducati, Guzzi en natuurlijk de diverse 1-cilinders
doen dat wel. Bij zulke motoren kun je zien wat voor blok in welk frame
hangt, maar pas op. . . het plastic rukt op! Op straat rij ik graag de
Kawa W650, een heel fijne ouderwetse superbetrouwbare langeslag twin
(met kickstarter). Maar als je de tank eraf haalt blijft van frame
weinig meer over dan een dikke rechthoekige pijp. Dat is heel anders bij
mijn inmiddels 26 jaar oude Seeley-Honda. Deze motor, door jongelui wel
eens ‘special’ genoemd, is gezegend met een wonderschoon dubbel
wiegframe. De vernikkelde Reynolds 531 buizen, zijn door Engelse lassers
op onnavolgbare wijze met elkaar verbonden. Qua lijnenspel heeft dit
frame model gestaan voor het Yænxframe. Ook de frames van de Norton
Manx, de 1-cilinder Seeley racers en de Yamaha SRX-6 zijn van invloed
geweest. De SRX b.v. heeft een heel mooi frame, maar het is jammer
genoeg in de toen trendy vierkante buizen gemodelleerd en loodzwaar.
Boven de
onmiskenbare designaspecten van een motor (of welk apparaat dan ook)
heeft functionaliteit mijn grootste belangstelling. Eenvoud is kracht;
Het blok van de Yamaha TTR, als laatste luchtgekoelde
1-cilinder-kickstarterblok op de markt, voldoet daar perfect aan. Ook
het motorblok heeft een onmiskenbare invloed op het ontwerp. Om de
machtige cilinder goed in beeld te houden lopen de framebuizen ruim om
het blok heen. Bonus is dat voor de meeste werkzaamheden het blok in het
frame kan blijven. Zo laat b.v. de buiging van de bovenste horizontale
framebuizen, verwijdering van de cilinderkop toe.
In het streven
om een motor te bouwen die op het eerste oog de indruk van een klassieke
Engelse 1-cilinder wekt, ben ik volgens mij aardig geslaagd. Naast het
ouderwets ogende dubbele wielframe, versterken de gespaakte wielen, de
lange aluminium tank en de dikke cilinder het beeld van een klassieker.
Zozeer zelfs dat een wat oudere Duitser me onlangs vroeg “wie alt ist
Sie?”. Op mijn antwoord “er ist neu”, vroeg hij nogmaals beleefd:
“aber wie alt ist Sie”??
Terug naar het
frame van de Seeley-Honda. Het Yænx-frame heeft in grote lijnen
dezelfde opbouw. Twee strakke horizontale bovenbuizen, als een brug
tussen balhoofd en de stereo achterschokbrekers. Dan nog vanaf de
bovenkant van het balhoofd twee steunbuizen die met de bovenbuizen
waarlijk onbuigzame trangels vormen. Onder de bovenbuizen de “wieg”
waarin het blok ligt (of hangt) en de achtervork gelagerd is. De
achtervork is uiteindelijk naar hetzelfde Seeley voorbeeld gebouwd en de
“moffen” voor opname van de achteras zijn een spontane
doorontwikkeling van de oude Ducati/Seeley klemplaten. Het kale frame
weegt ongeveer 13 kilo en is, dankzij het gebruik van de dikke doch
dunwandige (vliegtuig) stalen buizen, alsmede de aard van de
constructie, zo sterk dat een +100 PK blok er geen zwabber in krijgt. In
die zin is het frame ruimschoots overgedimensioneerd, maar wie zeurt
daarover. Compromisloos;
Op de weg komt ie niet, in ieder geval niet zolang die dwaze BPM
bestaat. Blijft circuitrijden over. Toelating tot ZAC- races is
onwaarschijnlijk, vanwege de ontbreken kentekenwaardigheid. De CUP races
. . . .zou kunnen, maar daar rij ik ze zeker voor de voeten en deelname
in de classicscène is tot ongeveer 2040 niet aan de orde. Dit soort
overwegingen en de consequenties daarvan, heb ik allemaal genegeerd. Ook
in die zin is het ontwerp compromisloos en totaal eigenzinnig, geheel
gericht op het creëren van een motor naar eigen idee en smaak.
Door de simpele
opbouw, is de Yænx relatief gemakkelijk en goedkoop te onderhouden. Ik
verwacht er nog zeker 10 jaar plezier van te hebben, waarmee de
functionaliteit op de lange termijn ruimschoots gedekt is. Het riant
gebouwde doorkijkframe is bovendien toekomstgericht. Ruimte genoeg voor
de moderne watergekoelde Yamaha blokken, de zojuist gemonteerde vette
42mm Mikuni en mijmeringen over methanol en/of de aanbouw van een compressor. De
naam Yænx
Naamgeving is
een schone doch moeilijke zaak. Mijn eerste ontwerpen ontstonden onder
de naam R0(spreek uit R-nul), de motor die Yamaha vergat te bouwen. Een
Yank is o.a. een Amerikaan maar ook een por of ruk. De naam Yanx,
ingevoerd in Google, genereert alleen al in Nederland 14 pagina’s
hits. Dan zijn er dus problemen te verwachten. Vervang de ‘a’ door de
Deense lettercombinatie ‘æ’ en er rest slechts één hit, te weten
mijn snelste tijd (1.59) in de klasse <700 bij Ducrace 2004. Yænx
begint met de Y van Yamaha en eindigt met de X van Manx en de naam is
niet fout uit te spreken! Ten slotte
Zelfbouw is een
complex en moeizaam proces, waarbij volhouden, zowel in wilskracht als
ook budget, de belangrijkste factoren zijn. Niet voor niks haakt het
merendeel van de zelfbouwers halverwege af. Als je uitgaat van een
bestaande motor of frame, kun je zeker een prachtig en uniek exemplaar
bouwen, maar de genen van de donor blijven doorschemeren.
Ik heb gekozen
voor de start vanuit nul en zou dat volgende keer weer doen. De
samenwerking met Nico Bakker was geweldig. Hij was als machinebouwer,
verantwoordelijk voor de deugdelijkheid van de constructie en heeft
uiteraard zijn specialistische inbreng gehad. Voor functionaliteit van
het geheel, lees de stuureigenschappen enzo, was ik uiteindelijk zelf
verantwoordelijk. Achteraf besef ik dat dit ook mis had kunnen gaan. . .
. . .
|
||
terug naar de index index |